"Flauwerd," riep de de middelbare vrouw een elektrische fietser achterna, die haar zojuist voorbij flitste, toen ze de zebra overliep; en nóg eens: "Flauwerd."

De fietser had kennelijk goede oren. Hij stopte, keerde om, kwam ietwat bedremmeld en timide lachend, terug fietsen, en stapte af.

"Het spijt me, mevrouw," wist hij uit te brengen, "Het was heel dom van mij, mijn gedachten waren elders... U bent zeker erg geschrokken. Hoe kan ik het goed maken?"

"Misschien door even uw haast te vergeten, en mij een kopje koffie aan te bieden?"

Even later zaten de twee naast elkander bij de Coffee Corner, en ze spraken tezamen over de betekenis en het gebruik van het ouderwetse woord ‘flauwerd’.

Intussen was de vrouw blij dat ze een ietwat ingetogen scheldwoord had gebruikt, want de fietser bleek best een fatsoenlijke vent te zijn, die haar aan het lachen maakte.

Het was eigenlijk heel aardig allemaal, en ze liet haar gedachten de vrije loop:

Wat nu als ik…? En waarom ook niet…?