Interview met de schilder en schrijver ter gelegenheid van haar expositie “Dieren in de SOOP” van 4 juli tot en met 28 augustus 2006.


“Reigerkolonies in Artis”

gedicht van JEANNE WESSELIUS.
Artis – tijdschrift,
jaargang 52, nummer 2, 2006.

Toegankelijk door kale bomen,
vliesdun begin, wordt om
partners gevlogen, gebekvecht,
nesten betwist, vrolijke noot,
tegen een papierlichte lucht.

Wijdbeens waait een reiger aan,
vervoert zijn bijdrage vol
overgave, goed voor stuntwerk.
Jeugd kijkt toe, ziet af, prutst
wat op een dwarse tak. Los hout.

Paren klitten in oksels van
de bergiep, de kruin biedt
uitvlucht in dit jaargetijde.
Niet iedere boom is favoriet,
de zachte berk is vogelvrij.

Jeanne Wesselius.

"Ik was al in de dertig toen ik met tekenen begon. Het werd een passie die tot vandaag is gebleven en ik ben nu 74. Ik heb als kind wel eens een hondenkop of iets dergelijks nagetekend, maar daar bleef het dan ook bij.
Na de meisjes-mulo ben ik kantoorjuf geworden. Vanaf mijn vijftiende jaar, bij veel verschillende bedrijven. Eerst in Leiden waar ik geboren ben en later in Amsterdam. Naar Amsterdam verhuizen voelde als emigreren, als een nieuw leven Ook daar vond ik weer een plezierige kantoorbaan. Toen ik in verwachting was van mijn zoon ben ik met werken gestopt. Dat ging zo in die tijd. Later kregen we nog een dochter. Het was allemaal heel leuk hoor, maar ik ging me stierlijk vervelen thuis., de muren vlogen me aan. Mijn man schilderde in de weekends en vakanties altijd en op een keer zei ik tegen hem: ‘dat wil ik eigenlijk ook wel. Kun je me dat niet leren?’ Hij gaf een wijs antwoord: ‘nee, dat kan ik je niet leren, dat moet je helemaal zelf doen en heel veel oefenen’.

Ik ging naar de Volksuniversiteit, naar het van Gogh Museum, waar tekenles werd gegeven en sloot me aan bij de Zondagschilders. Ik besteedde veel tijd aan modeltekenen en aquarelleren van stillevens en portretten. Op een gegeven moment ging ik fantaseren over écht schilderen met échte olieverf. Ik kwam in contact met Anton Rovers. Een gepassioneerd schilder, die me wel wilde begeleiden. Van die man heb ik ontzettend veel geleerd. Vijf jaar lang ging ik elke week naar hem toe. Op een gegeven dag zei hij: ‘nu mag je het verder zelf uitzoeken’. Tot zijn dood ben ik daarna eens per maand bij hem blijven komen. Voor de gezelligheid - ik nam voor die gelegenheden altijd een taartje van Holtkamp mee - , maar vooral ook om te laten zien waar ik mee bezig was. Zijn oordeel was voor mij ontzettend belangrijk. Toch heb ik nooit iets geschilderd dat leek op zijn werk. Schilderen komt uit jezelf, net als schrijven. Dat doe ik óók graag. Bij voorkeur poëzie. Wat ik schilder? Dieren, landschappen, muzikanten. Vaak in groepjes: een stelletje koeien, schapen, een zangkoor of een orkestje. Dat soort dingen. Ik ben lid van de Onafhankelijken, een groep tekenaars en schilders waar ik me thuis bij voel. Als ik werk begin ik met het maken van snelle krabbeltjes of ik fotografeer. Thuis werk ik het dan verder uit. Ik gebruik dan bruine inkt, gouache of olieverf.

Ik ‘krabbel’ graag in Artis. Heb destijds nog een serie van de mandrilfamilie gemaakt. Vond het vreselijk toen ze achter elkaar dood gingen. En reigers. Ik ben dol op reigers, het zijn indrukwekkende vogels. In het blad ‘Artis’ van april staat een gedicht van mij over de reigerkolonie. Schilderen en schrijven zitten elkaar nooit in de weg. Soms heb ik zin in het een, dan weer in het ander. Ik laat het maar komen. In de Soop exposeer ik een keuze uit mijn dieren. Ik ken de Soop omdat een vriendin van mij daar heel enthousiast over is en ik was bij de presentatie van Wiljen van Seters’ dichtbundel ‘Eetbare Mannen’, die bij jullie werd gehouden. Ik vind het een leuk idee dat Soop-bezoekers deze zomer mijn dieren gaan ontmoeten."