Van donderdag 8 Februari 2007 was de tentoonstelling ‘Maskers van klei’ in de Gelaghkamer van de SOOP. Naar aanleiding hiervan spraken we met beeldend kunstenaar Rijk van den Hoek.

“Raku stoken is altijd weer een avontuur”

“Ik heb wel eens op een clubje gezeten, waar we tekenden en schilderden. Ik deed mijn best, maar het resultaat was nooit naar mijn zin. Werken in twee dimensies ligt me kennelijk niet zo. Boetseren gaat mij veel beter af. Ik werk met witbakkende klei. Je kunt geboetseerde figuren natuurlijk gaan beschilderen met alle tinten die je maar wilt, maar ik doe dat zelden. Ik vind dat het al gauw “tuinkabouter”- effecten geeft. Het gaat mij vooral om de vorm; kleuren leiden af. Glazuren en raku stoken geven ook effecten aan een werkstuk, maar leiden niet of nauwelijks af van de vorm.

Klei is een van de eerste materialen waarmee de mens ging werken. Het is door wind en water afgesleten en fijngemalen steen. Een natuurproduct dus. Klei is - net als de mens - deel van de aarde. De eerste vormen die mensen maakten, waren gemaakt van klei.

Sinds een paar jaar houd ik me bezig met raku stoken. Het werkstuk dat je hebt gemaakt, gaat allereerst de oven in om te worden gebakken. Als het na afkoeling hard is geworden, smeer je er een speciale glazuur op. Daarna gaat het weer de oven in. Vervolgens wordt het even blootgesteld aan de buitenlucht, waardoor er barstjes springen in het glazuur. Dan gaat het - nog steeds gloeiend heet - in een grote bak met zaagsel. Deksel er op. Binnen in de bak gaat het smeulen en ontzettend roken. De rook trekt in de barstjes en vertaalt zich in het eindproduct als zwart craquelé.

Raku stoken is altijd weer een avontuur. Je weet nooit hoe de zwarte streepjes zullen lopen. En of er veel of weinig streepjes zullen verschijnen. Door ervaring en heel zorgvuldig werken kun je de uitkomst wel steeds een beetje beter voorspellen. Maar sturen is er niet bij. Ik vind het een fascinerende bezigheid. Ongeveer twee derde van het tentoongestelde werk is raku gestookt.
Mijn fascinatie betreft overigens niet alleen het boetseren en alles wat daar bij komt kijken. Ook met de achtergronden houd ik me bezig. Bij het maken van maskers verdiep ik me bijvoorbeeld in onderwerpen, die er direct of zijdelings mee te maken hebben zoals natuurgodsdiensten en voorouderverering. Dat maakt het allemaal extra spannend.

Bij de Soop geef ik twee cursussen boetseren, één voor beginners en één voor gevorderden. Ik probeer de mensen te leren hun hersens op een wat andere manier te gebruiken dan tot nu toe; creatiever en meer op het gevoel gericht. Dat lukt heel aardig. Er komen vaak ontroerend mooie beeldjes uit, heel gevoelig en met veel liefde gemaakt. Het gaat soms wel gepaard met gezucht, gevloek en gesteun, maar het plezier in het creëren en het gevoel van trots als iets uiteindelijk lukt, overheerst. Mensen die dachten niets creatiefs in zich te hebben, verbazen zich zelf regelmatig. Kortom: het is voor mij meer dan de moeite waard daar een deel van mijn tijd en aandacht aan te geven.”